De Quebrada de Humahuaca is een kloof van ongeveer 150 kilometer lang in het noordelijkste puntje van Argentinië, in de provincie Jujuy. De rivier Rio Grande heeft hem uitgesleten, maar deze staat nu helemaal droog. Het gebied is een werelderfgoed omdat het al 11.000 jaar lang dé culturele en handelsroute is tussen het Andes-hoogland (Bolivia, Peru) en de achterliggende provincies (nu Argentinië).
Met de huurauto reed ik hier een paar dagen rond. Ik startte met twee overnachtingen in het schattige Purmamarca. Dit ligt precies aan de voet van de Zevenkleurige Heuvel, een geliefde fotospot.
Het plaatsje zelf heeft maar ruim 300 inwoners. De straten zijn van zand, de meeste huizen van adobe. Het is er toeristisch maar gelukkig wel kleinschalig. ’s Ochtends vroeg kun je mooi zien hoe de halve bevolking zich klaarmaakt met grote karren om op de markt centraal in het dorpje te gaan staan.
Purmamarca ligt eigenlijk in een zijvallei van de Quebrada de Humahuaca, maar behoort wel tot het werelderfgoedgebied. De eerste bezienswaardigheid die je op de echte route tegenkomt is La Posta de Hornillos. Dit historische gebouw werd geintroduceerd door de Spanjaarden in de 16e eeuw. Het was, naar oriëntaals voorbeeld, bedoeld als rustplaats voor karavanen, rijtuigen en paarden die deze route bereden.
Een ander overblijfsel van de Spaanse kolonisten is te vinden in het plaatsje Uquia. Daar staat de spierwitte Capilla de San Francisco de Paula. Deze kerk voor de heilige Franciscus, heeft een groot gouden altaar.
Nog verder naar het noorden op de route (het is nu een goed geasfalteerde tweebaansweg) ligt Humahuaca, het stadje waarnaar de kloof is genoemd. Dit heeft een heel andere sfeer dan de andere plaatsen in de omgeving. Het is feitelijk de eerste stad in Argentinië na de Boliviaanse grens. Het is erg gericht op rugzaktoeristen.
Het is een leuk plaatsje om even rond te lopen, meer ook niet. Twee monumenten vlak naast elkaar trekken de aandacht: de restanten van de oude Torre de Santa Barbara en het ongelooflijk protserige en enorme monument voor de helden van de Onafhankelijkheid. In deze regio is ook erg gevochten tijdens de Argentijnse onafhankelijkheidsstrijd, en je ziet nog veel dingen die daaraan herinneren.
Weer terug, een 50-tal kilometers naar het zuiden, ligt het andere wat grotere stadje van deze vallei: Tilcara. Het ligt 2900 meter hoogte en heeft 3000 inwoners, en is gesticht in 1586.
Ik verbleef hier ook één nacht. Net als in Purmamarca zijn hier veel restaurants en (kleinschalige) hotels, maar het mist toch een beetje sfeer. Wat wel interessant is, is El Pucara. Dit fort stamt uit de tijd vóór de komst van de Spanjaarden, zelfs al voor de tijd van de Inca’s. Het is een soort vestingdorp, met verschillende huizen en gemeenschappelijke gebouwen. Ze hebben het grotendeels heropgebouwd – niet al te authentiek, maar wel goed voor het beeld. Vanaf Tilcara is het ook een leuke wandeling er naar toe (half uurtje).