Het lijkt wel of elke keer als ik in Nepal ben er een feestdag gevierd wordt. In augustus 1993 was het het koeienfestival Gai Jatra, waar kleine jongetjes verkleed als koeien door de straten paraderen. In februari 2001 waren het er zelfs twee: Lhosar (Tibetaans nieuwjaar), waarbij de grote stupa van Bodnath een nieuwe witte verflaag krijgt, en Holi waarbij iedereen elkaar inpepert met kleurstoffen.
Ik zou graag willen vertellen dat dit ligt aan mijn uitstekende reisplanning. Maar in werkelijkheid komt het doordat er volgens de Nepalese kalender iedere maand wel iets te vieren is. Dit keer, september 2007, is het Indra Jatra.
Jatra is de regengod, en met Indra Jatra wordt gevierd dat de regentijd voorbij is. Er gaan processies van dansers door de straten van Kathmandu. En de ‘levende godin’ Kumari, een meisje dat het grootste deel van het jaar opgesloten zit in een paleis aan het Durbar-plein, wordt het centrum rondgereden in een open koets.
Indra Jatra, dat acht dagen duurt, is ook het enige moment dat de afschrikwekkende kop van Seto Bhairab voor het publiek zichtbaar is. De overige dagen van het jaar is dit grote masker verborgen achter houten deuren. De koets van Kumari stopt hier en zij groet het masker, waarna er (volgens mijn reisgids) “een grote hoeveelheid bier uit zijn mond vloeit”. Of dat echt zo is heb ik helaas niet gezien. Maar het lijkt wel of hij hier net een sigaret op gestoken heeft…