Sera is een klooster zo’n vier kilometer ten noorden van Lhasa, aan de voet van een berg. Het is een van de grote drie kloosters in deze regio, samen met Drepung en Ganden. Voor de Chinese machtsovername leefden hier duizenden monniken. Nu zijn het er nog meer dan honderd. Het is vooral een opleidingsinstituut voor jonge monniken.
De taxi vanuit het centrum van Lhasa zet me netjes voor de ingang af. Het klooster is een groot complex, meer een dorp. De sfeer is leeg en stil: de gebouwen lijken verlaten. Ik weet niet goed welke kant ik op moet lopen. Gelukkig zie ik een Japanse groep aankomen. De reisleidster-met-vlaggetje weet vast wel waar we moeten zijn en dus volg ik ze maar. We komen eerst bij Sera Je, één van de hallen waar de monniken les krijgen. Binnen probeert een enkeling de Japanners te zegenen én te bewegen wat geld te doneren.
We gaan verder naar waarvoor we eigenlijk gekomen zijn: het debatteren van de monniken. Dagelijks van drie tot vijf ’s middags debatteren de monniken van Sera over theologische onderwerpen op een binnenplaats. Dit is onderdeel van hun opleiding. De toeristen stromen het eerst binnen. Ik tel in totaal zo’n 150 toeschouwers die zich aan de rand van het terrein hebben opgesteld. Vanaf een uur of drie komen ook de monniken binnen. Ieder kiest een plekje.
Er zijn koppeltjes. De een zit en moet zich blijkbaar laten overtuigen. De ander staat, klapt in zijn handen en stampt met zijn voeten om zijn woorden kracht bij te zetten. Er zijn hele jonge monniken bij, voor hen lijkt het een spel. Er wordt ook veel gelachen. De oudere monniken kijken vanaf een afstandje toe. Het publiek ook, en dat fotografeert bovendien onophoudelijk. De jonge monniken laten zich er niet door van de wijs brengen.