Dinsdagochtend ga ik om 10 uur op pad voor de tocht van vandaag naar Taos. Ik neem wat de ‘High road to Taos’ heet: een toeristische binnenweg. Veel meer dan 35 mijl per uur rijd je hier niet, maar het is ook niet ver naar Taos.
Ik maak een tussenstop in Las Trampas, waar een van de mooiste adobe kerkjes uit de regio staat. De San José de Gracia kerk stamt uit de 18e eeuw en wordt enthousiast gefotografeerd door de aanwezige bezoekers. Zowel hier als elders de afgelopen dagen kom ik eigenlijk alleen maar oudere Amerikanen tegen. Het is nu al de vierde dag van mijn vakantie en ik heb nog steeds geen Nederlanders gezien!
Nog een klein uurtje rijden, en ik ben in Taos. De stad blijkt te bestaan uit één hele lange straat, die begint met allerlei motels en fastfoodrestaurants en eindigt bij ‘het centrum’. Dat centrum bestaat uit de Plaza en een zijstraat. De sfeer is er erg ontspannen. Twee oude hippies met een gitaar zitten op straat hun liedjes te zingen. Er zijn erg veel leuke winkeltjes met Indiaanse producten, allemaal wat kleinschaliger en goedkoper dan in Santa Fe.
In de middag rijd ik verder naar Taos Pueblo, een werelderfgoed en met 1000 jaar een van de langst onafgebroken bewoonde plaatsen in de Verenigde Staten. De parkeerplaats wordt beheerd door een vriendelijke oude Indiaan. Hij vraagt waar ik vandaan kom, en wat voor weer het daar is. En of er ook sneeuw valt, dat vindt-ie fascinerend. In de bergen boven Taos kun je trouwens ook skieën dus helemaal vreemd is het niet voor de bewoners hier.
In het dorp wonen nog steeds zo’n 150 mensen. Een beetje een museumdorp is het wel, je moet entree betalen (10 dollar + 5 dollar om foto’s te mogen maken). Op de foto’s die ik vooraf gezien had lijkt het op een heuvel te liggen, maar in de werkelijkheid is het een vlak terrein waar aan weerszijden een groot gebouwencomplex staat (het Noord Huis en het Zuid Huis). Dit zijn allemaal individuele woningen met gemeenschappelijke muren. Vroeger kon je er alleen naar binnen met een laddertje via de bovenkant.
De San Geronimo kerk ligt ook aan het centrale plein. Ze zijn de dikke adobe muren net aan het schilderen: wit met een leemkleur. Het katholicisme is duidelijk een van de ‘nieuwe’ elementen in de cultuur van Taos Pueblo.
Ik struin verder wat rond tussen de gebouwen. Het lijkt hier net op Mali: de eenvoudige lemen huizen, het felle zonlicht. Er is geen elektriciteit en geen stromend water. Het water voor dagelijks gebruik komt uit het beekje dat dwars door het dorp stroomt. Droogrekken (voor vlees en mais) en ovens (om brood in te bakken) staan buiten voor de huizen.
Op de terugweg rijd ik via Highway 68. Deze loopt het eerste stuk parallel aan de Rio Grande. Er zijn verschillende uitzichtpunten met parkeerplaatsen, en niet voor niets: de (niet meer zo grande) rivier slingert zich een weg door het groene berglandschap. Opmerkelijk is trouwens dat je op deze vrij rustige binnenwegen veel zwaar vrachtverkeer tegen komt. Zo zie ik vandaag maar liefst twee complete huizen voorbij komen.