Mijn tweede pleisterplaats in Sicilië ligt aan de noordkust, niet ver van Palermo. Cefalú wordt gedomineerd door een enorme rots, waartegen een historisch stadje is aangeplakt. Er zijn nauwe straatjes en er is een forse kathedraal. Daarnaast heeft Cefalu een lang zandstrand en een boulevard met vele restaurants. De vis is hier natuurlijk wel heel erg vers.
Palermo zelf waag ik me niet in, maar even ten zuiden van die stad ligt Monreale. Hier ligt een wereldberoemde kathedraal, met Arabische, Byzantijnse en Normandische invloeden. Het is er erg druk, naast Agrigento is dit de plek waar ik de meeste andere toeristen ben tegengekomen. De binnenkant van de kathedraal is bezaaid met gouden iconen. Erg fraai.
Naast de kathedraal ligt de kloostertuin met 228 met mozaieken ingelegde pilaren. Iedere pilaar is weer anders, een Arabisch aandoend pronkstukje.
De laatste volledige dag in Sicilië ga ik naar de Eolische Eilanden, en dan met name Vulcano. Na ongeveer anderhalf uur rijden over een rustige tolweg langs de noordkust (en door tientallen tunnels) kom ik aan in Milazzo. Dit is een typische mediterrane havenstad: rommelig, smerig, chaotisch. Parkeren is hopeloos, veilig parkeren is helemaal te hoog gegrepen. Ik kom uiteindelijk bij een garage terecht waar ze je auto voor 10 EUR per dag opbergen – je moet dan wel je sleutels achterlaten. Volgens mij stapelen ze de auto’s op of zo. Beetje vreemd, maar verder maak ik me over dit soort dingen allang geen zorgen meer.
De veerboot van Ustica Lines brengt me vervolgens in ruim een uur naar Vulcano. Aan de penetrante zwavellucht ruik je dat je er bent: Vulcano = vulkanisch. De slapende vulkaan is , en er zijn zwavelbaden. Omdat het al niet zo vroeg meer is en het de zon fel schijnt, begin ik meteen maar aan de beklimming van de vulkaan. Bij het pad naar boven staat een groot bord dat het verboden is voor voetgangers, maar daar trekt niemand zich iets van aan. Het is een stevige klim naar boven, door mul zand. Na een half uur zie ik wat mensen afhaken, het is lastig in te schatten hoe ver het nog is en hoe zwaar. Gelukkig valt dat erg mee: de totale klim is ongeveer een uur, waarbij de tweede helft door de verharde ondergrond veel makkelijker te doen is dan de eerste.
Bovenaan de krater ervaar je het spreekwoordelijke maanlandschap: grijze steen. Hier groeit niets meer. In de krater zelf is niets bijzonders te zien, maar aan de rand zijn zogenaamde fumaroles – scheuren in de grond die stoom en gassen uitstoten. Fascinerend. Sommige bezoekers zijn zelfs getooid met een gasmasker om dicht in de buurt van dit natuurfenomeen te komen.
Later loop ik nog wat rond door het haventje van Vulcano, genietend van de zon en een Italiaans ijsje. Hier vlakbij zijn ook de zwavelbaden, die ongelooflijk stinken maar toch nog door een fors aantal bezoekers worden aangedaan voor een heilzaam bad. Mij niet gezien. De boot terug komt veel later dan aangekondigd en ik verbrand goed door de nog altijd felle zon.