Het vliegveld van Athene is een ware verademing ten opzichte van zijn voorganger. Voor de aankomsthal stopt bus E95, die rechtstreeks naar het centrum gaat. Het is druk op de weg naar Athene, de bus doet er een uur over om op het Syntagma-plein te komen. Dit plein is echt het hart van de stad: met de grote winkels, en nu een kerstboom bestaande uit gekleurde kerstlichtjes.
Athene in
De metro blijkt al net zo glimmend nieuw te zijn als het vliegveld – het zal wel door de aanstaande Olympische Spelen komen. Hoewel het al aan het eind van de middag is, ga ik toch nog even kijken bij de Acropolis. Het eerste wat je ziet is een hoge berg met stenen muren. Verder lopen er wat straathonden en een enkele wandelaar. Het complex zelf is helaas al gesloten, maar het is toch een mooi gezicht, de Acropolis badend in de namiddagzon.
De volgende dag, zondag, ga ik te voet naar de Acropolis. De wandeling (inclusief klim) gaat door een oude wijk. Vanuit de kerk klinkt luid gezang. Een in het zwart geklede vrouw haast zich nog naar binnen. Ja, ik ben in Griekenland.
Toegang tot de Acropolis is vandaag gratis. Ik koop wel een gids om de context een beetje te kunnen duiden. De Acropolis is eigenlijk een stad, omringd door stadsmuren. Binnen kom je door de Propylaea, uit de 5e eeuw voor Christus. Op het hoofdterrein zelf stonden in de Oudheid diverse gebouwen, standbeelden en andere versierselen. Nu springen er twee dingen uit: het Parthenon en het Erechtheion. Het Parthenon is natuurlijk het bekendste, en ook het grootse gebouw. Het staat nu grotendeels in de steigers. Verrassend mooi is echter het Erechteion. Dit kenmerkt zich door de opvallende bouwwijze. Het is niet één geheel, het lijkt of er 3 verschillende gebouwen tegen elkaar aan gezet zijn. Hoogtepunt zijn de pilaren in de vorm van vrouwen, heel sierlijk.
Als je op de Acropolis rondloopt krijg je echt het gevoel dat je verheven bent boven de stad. Beneden in het 21e eeuwse Athene is ieder gaatje volgebouwd, hierboven is de plek van de koningen en goden.
Na de Acropolis bezoek ik ook de tempel van Zeus. Dit is de grootste tempel van Athene. Al in de 6e eeuw voor Christus stond hier een Zeus-tempel, maar de huidige stamt uit de eerste eeuw. Om zijn omvang te benadrukken ligt er een groot grasveld omheen. Vanaf dat veld heb je trouwens een heel mooi uitzicht op de Acropolis en zijn muren.
Na het ophalen van mijn huurauto op het vliegveld van Athene kan de tocht beginnen. Via de tolweg Athene – Korinthe – Tripoli rijd ik naar mijn bestemming voor de komende dagen: Nafplio.
Epidauros
Na in het glanzende, moderne Hotel Rex mijn spullen gedumpt te hebben, spring ik meteen weer de auto in. Erfgoed nummer twee van deze vakantie staat op het programma. Het ligt in de bossen 31 kilometer vanaf Nafplio. De weg er naar toe is een bochtige, over en langs glooiende hellingen. Onderweg zie ik veel volle sinaasappelbomen. Epidauros is ’s zomers vast een populaire bestemming, want het heeft een enorm parkeerterrein. Nu staan er maar een stuk of 5 auto’s. De ingang is verlaten, dus ik loop door de bossen, de pijlen volgend. Het ruikt hier heerlijk, de zon straalt. Aan het eind van het pad kom ik toch nog een kaartjesloket tegen.
Topattractie van deze plek is het amfitheater. Hier konden 14.000 mensen plaatsnemen. En kunnen nog steeds, ’s zomers worden er concerten gehouden. Het theater is in een gave staat, het lijkt op een voetbalstadion zonder hekken of reclameborden. Nog steeds zie ik geen mede-bezoekers trouwens, wat een verschil moet dat zijn met de zomer. Behalve het theater is er ook een klein museum op het terrein, met lokaal opgegraven beelden. De opgravingen zelf laten veel aan de verbeelding van de bezoeker over. De locatie zelf is misschien nog wel het meest bijzonder: midden in de bossen. Je snuift er de gezonde lucht, en dat sluit mooi aan bij het oorspronkelijke doel van deze bouwwerken: de verering van Asklepios, god van de geneeskunst.
Kerst in Nafplio
Omdat er op eerste en tweede kerstdag weinig geopend is, breng ik deze dagen door in een lekker hotel in Nafplio. Dit stadje blijkt gelukkig nog vol leven te zijn. Ik bezoek de haven, waar op een eiland het fort Bourtzi ligt te schitteren in de zon. Nafplio heeft nog twee grote forten, beide op heuvels boven de stad. Een echte vestingstad dus.
Minstens even mooi is het Syntagma-plein. De lichtgekleurde gebouwen en de zachtgrijze ondergrond doen het goed in de felle zon. Er zitten zelfs mensen op de terrassen, bij wie ik me maar snel aansluit.
Op tweede kerstdag maak ik nog een autotocht door de omgeving, o.a. naar de opgravingen van Tiryns en Mycene. Ze worden bewaakt door loslopende honden, iets wat je in Griekenland veel ziet. Niet zo prettig. Het blijft dus ook bij het van een afstandje maken van wat foto’s.
Sparta
Via een net van slingerwegen rijd ik naar Sparta. De afstand is maar kort, maar zeker het eerste stuk gaat door dusdanig bergachtig gebied dat je blij mag zijn dat je de 50 kilometer per uur haalt. In het ene dal schijnt de zon, in het volgende regent het. Donkere wolken maken plaats voor helblauwe lucht. Zo’n 10, 15 kilometer voor Sparta ondergaat het landschap een grote verandering: het lijkt wel of je in Nepal terechtkomt. Hoge, met sneeuw bedekte pieken bepalen de horizon. Het is landschappelijk het mooiste dat ik in Griekenland gezien heb.
Mystras
Vanuit Sparta rijd ik meteen door naar Mystras, het hoofddoel van vandaag. De zon schijnt hier heerlijk. Mystras is een verlaten stad uit de middeleeuwen, geplakt tegen een bergwand. Het is er in 1 woord prachtig. De herfstkleuren, de kerken en kloosters. Ook de oude straten zijn bewaard gebleven, hoewel het nog een hele klauterpartij is naar boven toe. Alleen de huizen van de gewone mensen zijn verloren gegaan.
’s Zomers moet het een hel zijn om hier te lopen: het is erg steil en er is weinig schaduw. Nu ben ik bijna weer alleen (er is nog een handvol andere bezoekers), en kan ik op mijn gemak foto’s maken en ergens in de zon gaan zitten lezen. Het is echt het hoogtepunt van mijn reis.
De Mani
Donkere wolken hangen boven Sparta als ik de volgende dag uit het raam kijk. Ik besluit mijn tocht naar de Mani toch maar door te laten gaan, wat moet je anders. Inderdaad blijkt aan de andere kant van de berg de zon alweer te schijnen. Vanuit Sparta rijd ik naar Gythio, en vandaar naar Areopoli, het begin van de Mani. De Mani staat bekend als een ruig gebied, met karakteristieke stenen woontorens (nu meestal verlaten). Je vraagt je af wie hier überhaupt wil wonen. Soms worden er ook in de traditionele stijl nieuwe huizen gebouwd.
Op het gebied van loslopende honden ontdek ik hier een nieuwe trend: ze treden op in groepjes en proberen de auto tegen te houden door er voor te gaan lopen en heftig tegen de banden te gaan blaffen. Heeft niet zoveel zin natuurlijk, maar het draagt wel bij aan het naargeestige beeld van de streek.
Het toppunt van de Mani-woontorenarchitectuur staat in Vathia, helemaal in het zuiden. Het hele dorp is hier een opeenhoping van deze gebouwen. Het lijkt hier trouwens wel Jemen, de ‘flatgebouwen’ die ze daar hebben zien er vergelijkbaar uit. Maar Jemen ken ik ook alleen maar van plaatjes. Hier in de Mani schiet ik volop foto’s, maar ik vraag me af wat er uitkomt – de kleur van de huizen werkt als een soort schutkleur tegen de bergen.
Na Mystras en de Mani is het weer tijd om terug te gaan naar de Griekse Oudheid. Alleen de namen Olympia en Delphi wekken al verwachtingen.
Olympia
De pagina’s bestemd voor Olympia in mijn dagboek zijn leeg. Dat betekent niet dat ik niets heb gedaan of iets vreselijks heb meegemaakt waar ik niet aan herinnerd wil worden, maar Olympia in de winter is wel een rare plaats.
Voor Olympia rijd ik ook nog even langs Vasses, waar een werelderfgoedje te bewonderen is (Tempel van Apollo). Deze staat boven op een berg, in de sneeuw en schijnbaar verlaten (nou ja, op de kaartjesverkoper na dan). En onder een tent en in de steigers, dus erg veel heb ik er niet van gezien. En koud dat het er is …
De opgravingen van Olympia zelf dan maar. die liggen in een park, in de zon. Van de overblijfselen uit de Griekse oudheid spreekt mij dit het meeste aan. Ondanks dat het alleen maar stenen zijn, zijn de contouren van wat het eens was hier goed zichtbaar. De tempel voor Zeus als middelpunt, en daarom heen de verschillende gebouwen: een werkplaats voor de beeldhouwer, herbergen, trainingsruimtes voor de atleten. Op het terrein is ook een museum met voornamelijk beelden die in Olympia zijn gevonden. De maquette van het oude Olympia is ook leuk.
En dan natuurlijk het stadion: toch een geweldig gezicht, er konden 45.000 bezoekers in. Ze moesten wel vrijwel allemaal staan. In een boek over de Olympische Spelen in de Oudheid kom ik veel interessante feiten tegen. Zo is de vermenging sport & politiek niets nieuws: Sparta hield zich bijvoorbeeld niet aan de afspraak om een staakt-het-vuren tussen de verschillende stadsstaten te hanteren tijdens de Spelen; hun inwoners werden daarop uitgesloten, waarop Sparta dreigde Olympia tijdens de Spelen aan te vallen – resulterend in zware beveiligingsmaatregelen ter plekke.
In het nieuwe dorp Olympia is (in de winter) helemaal niets te beleven. Ik vind zelfs geen restaurant dat open is (wel een supermarkt en een snackbar). Op mijn hotelkamer, aan het eind van de middag, kom ik er achter dat er geen verwarming is. Middels de airco proberen ze wat hete lucht naar binnen te blazen, maar dat helpt niet echt. Vroeg onder de wol wel.
Delphi
Na een nacht in Olympia onder 3 dekens en met oordopjes in, rijd ik verder richting Delphi. Het is moeilijk in te schatten hoe lang ik er over ga doen – de kwaliteit van de wegen, de beschikbaarheid van een veerboot. Met de weg valt het gelukkig mee, hoewel ik wel weer dwars door Patras moet om de ‘snelweg’ te bereiken. Wanneer leren de Grieken het fenomeen Rondweg eens kennen?
Vlak na Patras zie ik de afslag Rio. Volgens de reisgids gaat hier ieder kwartier een veerboot naar het Griekse vasteland, niet te ver van Delphi. Maar vaart die wel in de winter? En neemt hij überhaupt wel auto’s mee? En hoeveel kost dat wel niet? Het blijkt allemaal supereenvoudig: bij het binnenrijden van Rio sluit ik al meteen aan in de rij auto’s voor de veerboot. Geen tijd voor vragen, binnen een paar minuten staat mijn huurauto ingeklemd tussen zo’n 80 andere auto’s op het dek. Ik blijf binnen zitten (ontbijtje), de kaartjesverkoper komt vanzelf langs. Na een kwartiertje sta ik weer op de vaste wal.
Nog ruim een uur rijden en ik ben in Delphi, een wintersportachtige plaats met 1 hoofdstraat waaraan uitsluitend hotels, restaurants en souvenirwinkels liggen. Ik ga meteen door naar de opgravingen, want die zijn maar tot kwart voor 3 open. Het is er opvallend druk, waarschijnlijk mede omdat de entree op zondag gratis is. Het opgravingencomplex ligt op een prominente plek tegen een berghelling. Helaas is er niet veel van over, wel een mooi uitzicht. Het mooiste deel ligt eigenlijk een eindje verderop: een sierlijke tholon (waar het doel van onbekend is).